Een persbericht van het KNMI van 29 december 2011 begint als volgt:
December hoort tot de zachtste maanden van de meetreeks.
Het afgelopen jaar was in veel opzichten opmerkelijk. De winter liet het vrijwel afweten, de lente was extreem zacht, recorddroog en zeer zonnig, de zomer uitzonderlijk nat en somber, waarna de herfst uitblonk in zon, warmte en droogte.
Ondanks het wisselende weer sloeg de balans door naar de warme kant. Het hele jaar leverde in De Bilt een gemiddelde temperatuur op van 10,9 graden tegen 10,1 graden normaal. Daarmee staat 2011 op de derde plaats van de warmste jaren van de meetreeks sinds tenminste 1901. Het jaar deelt zijn derde positie met 1990, 1999 en 2000 die net zo warm waren. Aan top staan 2006 en 2007 met 11,2 graden als gemiddelde. Uit de 21e eeuw staan ook 2002 (10,8 graden), 2005 (10,7 graden) en 2008 (10,6 graden) bij de tien warmste. Vorig jaar was het met gemiddeld 9,1 graden een stuk minder warm.
Lees het hele bericht op de site van het KNMI hier
Onlangs heeft het KNMI alle dagelijkse neerslagwaarnemingen uit de periode 1850-1950 in ons land gedigitaliseerd. De gegevens laten zien dat de jaarneerslag de afgelopen honderd jaar in de verschillende regio’s met 10 tot 35 procent is toegenomen. Dat bevestigt eerdere conclusies, zoals recent in de Bosatlas van het klimaat, over het natter worden van ons land.
Lees het hele artikel op de site van het KNMI hier
In steden is het meestal warmer dan buiten de stad. Dit temperatuurverschil kan oplopen tot meerdere graden Celsius en wordt doorgaans aangeduid met de term urban heat island (UHI). Bij warm weer kan dit effect onder andere zorgen voor extra gezondheidsklachten bij stadsbewoners.
Lees het hele artikel op de site van het KNMI hier
Dit meldt de Volkskrant op 07-11-2011.
Wetenschappers hebben een nauwkeuriger verklaring gepubliceerd voor de stijging van de zeespiegel tussen 1972 en 2008 (circa 2 millimeter per jaar). Ongeveer 0,8 mm komt door uitzetting van opwarmend zeewater en 0,7 mm door smeltende gletsjers, voor ruim de helft op Antarctica en Groenland. De rest komt van gewijzigd watergebruik door de mens. Nieuwe bronschattingen leverden de ontbrekende sluitende verklaring, aldus een artikel in Geophysical Research Letters.